Lage BTW tarief Belastingdienst
Zoals u weet wordt per 1 januari 2019 het lage BTW-tarief verhoogt van 6% naar 9%.
Een aantal haarwerkbedrijven hebben hier contact over opgenomen met HSBN met de vraag hoe de verdeling van het hoog en laag BTW- tarief nu precies zit. Dit om eventuele vragen van de belastingdienst te kunnen beantwoorden en/of problemen te voorkomen.
Wat zegt de belastingdienst nu eigenlijk op het gebied van BTW tarief wat van toepassing is op haarwerkbedrijven:
Onder het begrip haarwerken vallen : maathaarwerken , confectiehaarwerken (pruiken en toupets) en haarextensies BTW tarieven:
De volgende diensten van haarwerkers vallen onder het 6%-tarief en per 1 januari 2019 onder het 9%-tarief:
● Alle kapperswerkzaamheden, zoals knippen, wassen, föhnen, verven, permanenten, scheren en trimmen van baarden.
● Producten die haarwerkers verbruiken bij het behandelen van het eigen haar van klanten en bij haarwerken, zoals shampoo, haarverf, permanentvloeistof, crème en gel
● Het ontwerpen/aanmeten, afleveren/aanbrengen, behandelen/onderhouden en repareren van haarwerken.
● Goedkope haarversieringen die in het haar worden aangebracht, zoals strikken, linten, kralen en veertjes
NB.: Het gebruikte materiaal, dus de haarwerken zelf, valt onder het 21%-tarief
De complexiteit zit in het gegeven dat bij het verkoop van een haarwerk door haarwerkbedrijven een gedeelte onder het hoge BTW tarief en een gedeelte onder het lage BTW tarief valt. Maar hoe is dan die verdeling?
Veruit de meeste haarwerkbedrijven hanteren de methodiek van een vast percentage (40%-60% of 60%-40%) bij verdeling BTW hoog - laag.
Echter wanneer je de bepalingen van de belastingdienst erbij haalt (zie bovenstaande) wordt het moeilijk om bij de verkoop van een product, in dit geval haarwerk, een vast verdelingspercentage hanteren. Tenzij de haarwerken binnen het bedrijf allemaal voor één en dezelfde prijs worden verkocht.
Want de diensten bij verkoop van confectie haarwerk of van maathaarwerk, welke onder het lage tarief vallen, blijven nagenoeg gelijk en is dus een ‘constante’.
Maar de gebruikte materialen in het haarwerk (bijvoorbeeld; soort en lengte van het haar, basis) kunnen per haarwerk enorm verschillen en is dus een ‘variabele’. Dit bepaalt namelijk de toepasbaarheid, kwaliteit van het haarwerk en mede de prijs.
Voorbeeld:
Wanneer je een confectiehaarwerk van € 400,- of van € 900,- verkoopt blijven de te verrichten diensten gelijk, maar door het verschil van gebruikte materialen zit er bij dit voorbeeld wel een prijsverschil in van € 500,-, die geheel onder het hoge BTW tarief valt. Bij toepassing bij verdeling met een vast percentage wordt er toch een gedeelte van die € 500,- ook onder het lage tarief gebracht wat niet de bedoeling is.
Een meer juiste benadering is om alle diensten die onder het lage tarief vallen bij aanschaf / verkoop van haarwerken vast aan te duiden met 'diensten-uren maathaarwerk' en/of met 'diensten-uren confectiehaarwerk (pruiken)'. Waarbij de haarwerker vervolgens zelf kan zelf aangeven wat voor zijn/haar bedrijf van toepassing is qua uren en de daar aangekoppelde prijs.
Voorbeeld:
Het aantal diensten-uren komt bij een bepaald haarwerkbedrijf bij de verkoop van een maathaarwerk gemiddeld op 8 uur uit. De uur-prijs voor verrichtingen ligt binnen dat bedrijf op € 80,-. Bij verkoop van een maathaarwerk valt dan € 640,- (8uur maal € 80,-) onder het lage BTW tarief of het maathaarwerk nu € 1.100,- kost of € 3.000,-.
De HSBN stelt aan haar leden een klein Excel document beschikbaar, dat als een voorbeeld kan dienen. Per email info@hsbn.nl is dit aan te vragen.